Je hoort het tegenwoordig steeds vaker: Nederland heeft last van droogte. Maar Nederland is gelegen in een rivierdelta en er valt regelmatig veel regen. Hoe kan het dan dat er droogte is?
Droogte kan overal ter wereld voorkomen, ook op plekken waar veel neerslag valt. Droogte betekent namelijk niet altijd dat er weinig water is, maar dat er minder water beschikbaar is dan normaal. Als het in de zomer weinig regent en er wel een hoop water verdampt, kan dus ook ons natte kikkerlandje te maken krijgen met droge periodes.
De gevolgen hiervan verschillen per bodemsoort en landgebruik. Zo zien we boeren op de hoge zandgronden die grondwater oppompen om hun gewassen te laten groeien. In tijden van droogte kan tijdelijk een beregeningsverbod worden ingesteld. In lager gelegen poldergebieden wordt het water door een tekort aan zoet water steeds zouter (verzilting). Er is niet genoeg zoet water om het zilte water tegen te houden. Ook de dijken die ons beschermen, met name de veendijken, kunnen slecht tegen droogte. Die worden in deze periodes extra gemonitord.
Het tekort aan zoetwater heeft ook gevolgen voor de stad. We merken dat het peilbeheer lastiger wordt waardoor schade kan ontstaan aan woningen, de waterkwaliteit kan verslechteren, wat gevolgen heeft voor de lokale natuur en recreatie, bomen en ander groen kan droogteschade oplopen en zelf ondergronds kan er schade ontstaan aan kabels of het riool. Vaak gaat droogte gepaard met hitte, wat leidt tot hittestress en een grotere vraag naar drinkwater.
Droogte kan dus een hoop negatieve gevolgen hebben voor ons land. Het is dus van belang dat we (extreme) droogte proberen te voorkomen. Op dit moment ligt de nadruk in Nederland nog steeds op het afvoeren van water, in plaats van het vasthouden daarvan. De droogte van de afgelopen jaren vraagt echter om een andere inrichting van ons waterbeheer.