Sturend of respecterend?
De Kamerbrief van november 2022 heeft veel losgemaakt. En terecht. Water en bodem sturend is een grote stap voorwaarts in ons denken over ruimtelijke ordening. Er is al veel over het onderwerp geschreven en daaruit komt naar voren wat nodig is: een cultuurverandering.
We moeten af van het idee, dat diep in de Nederlandse cultuur – en zeker in de watersector – zit verankerd, dat onze leefomgeving oneindig maakbaar is. Dat we het waterpeil, de rivierloop, en de grondwatervoorraad altijd maar naar onze hand kunnen zetten om te doen wat wij willen. We moeten leren mee te bewegen met ons leefsysteem.
Toch steekt er iets. Ook binnen de visie van water en bodem sturend hebben we het over het beschermen van ecosysteemdiensten en gebruikswaarde. Water en bodem staan in dienst van het gebruik door de mens. Dit is niemands schuld, want dit is nu eenmaal de vaktaal die we bezigen, maar uit deze taal blijkt dus: water en bodem zijn nog altijd niet sturend.
Water en bodem respecterend was wellicht een betere benaming voor de Kamerbrief geweest. We willen de natuurlijke grenzen van ons water- en bodemsysteem respecteren en ze niet langer overschrijden – op zichzelf een hele positieve stap! – maar uiteindelijk blijven we kijken door onze aloude lens: wat levert het ons, de mens, de Nederlander, op?
Wat zou ‘Sturend’ zijn?
Wat zou het überhaupt betekenen om water en bodem sturend toe te passen in een landschap dat – vaak letterlijk – aan elkaar hangt van menselijk ingrijpen? Dat door mensen is omdijkt, ingeklonken, drooggelegd, aangevuld, opgehoogd, gedraineerd en uitgeput?
De principes van de brief zijn: niet afwentelen, sponswerking vergroten, extremen accepteren, flexibel plannen naar de toekomst, en systeemherstel nastreven. Hoewel ze alle vijf een positieve invloed hebben op water en bodem, zijn alle vijf deze principes bedacht door mensen, met menselijk welzijn in gedachten en in reactie op de manier waarop we in het verleden met het landschap om zijn gegaan.
Het is natuurlijk ook niet compleet raar dat water en bodem geen inspraak hebben gehad in menselijke beleidsstukken. Ze zeggen immers ook niets, althans niet in woorden, en zeker niet op een wijze die verstaanbaar is in een vergaderzaal vol bouwers, beleidmakers en bestuurders.
Als puntje bij paaltje komt, ook in onze huidige tijdsgeest van natuurinclusieve ontwikkeling, dan beschouwen wij de wereld als van ons, van de mens. Mensen moeten hier kunnen wonen, leven, werken – en daarna komt de rest. In de middeleeuwen werd er nog weleens een compleet dorp verplaatst als de zee of het stuifzand te dichtbij kwamen, in onze huidige is dat tijdsgeest ondenkbaar. De mens staat boven het landschap, en het landschap schikt zich naar ons.
Waar zit de cultuurverandering?
En toch. We spreken over natuurlijke hulpbronnen. Wij zouden dus graag zien dat we onszelf vaker de vraag stellen: wanneer zijn wij een hulpbron voor de natuur? Wanneer doen wij het ecosysteem een dienst?
Momenteel is dat vooral als het ons uitkomt, of als de nood écht hoog is. Als we wat ruimte over hebben, mag de beek – binnen de kaders die wij daarvoor zetten – best een beetje meanderen. Of als de ‘ecosysteemdiensten’ aan het instorten zijn en de ‘gebruikswaarde’ afneemt, waardoor we wel wat ruimte móeten geven omdat wij mensen anders óók een probleem hebben.
En daar zit wat ons betreft de grootste nodige cultuurverandering: dat onze relatie met water en bodem wederkerig wordt. Dat wij water en bodem niet meer gaan zien als problemen om te managen, maar als partners. Als stakeholders in het landschap, die net als de menselijke partijen iets van waarde, een win-win, uit het proces willen halen. Én daar ook recht op hebben.
Dat vereist enige mentale acrobatiek aan onze kant. Water, bodem en de natuur kunnen zelf niet spreken, dus ze hebben ons nodig om dat voor ze te doen. Daar zit een wetenschappelijke component aan – hydrologie en geologie – maar ook een ongrijpbaardere dimensie: wat betekent vrijheid immers voor een rivier? Of gezondheid voor een kleilaag? En hoe vertaal je die dimensie naar concreet beleid en uitvoering?
Denken over water en bodem sturend
Wat kunnen we nu al doen om tot het waterbeheer van de toekomst te komen? In aanvulling op de eerder genoemde maatregelen, zien we nog drie sociale innovaties waar gemeentes, provincies, waterschappen en drinkwaterbedrijven mee aan de slag kunnen:
Omarm het idee van natuur als gelijkwaardige partner. Neem natuur, water en bodem vanaf het begin mee in je ontwerpprocessen. Geef ze een stem en erken hun belangen. Innovatieve werkvormen kunnen hierbij helpen.
Wees zelf ook adaptief. Met alle moeite die we steken in het adaptief maken van ons landschap, vergeten we soms dat onze organisaties dat ook moeten worden. Geef je organisatie ruimte om te bewegen, net zoals je dat doet voor de meanderende beek.
Betrek onderzoekers en ontwerpers in je processen. Transities draaien niet alleen om technologie, maar om creativiteit en inspireren. Werk samen met mensen die buiten de gevestigde kaders denken. Verbreed het idee van goed beleid.
Als advies willen wij meegeven: wees niet bang. Een cultuurverandering kost tijd en zal met horten en stoten gaan. Mensen zullen proberen vast te houden aan zekerheden die ze jarenlang, of zelfs eeuwenlang, gehad hebben. Het moeten accepteren van extreme weersomstandigheden en de bijbehorende schade zal niet leuk zijn.
Maar juist daarom moeten we onze relatie tot het water en de bodem veranderen. Juist daarom moeten we inzien dat wij niet boven de natuur en het klimaat staan, maar er onlosmakelijk deel van zijn. En dat we er alleen samen met het water en de bodem kunnen komen.